Wachtlijsten in de zorg waren tot voor kort een belangrijk thema. Lange tijd konden we onze zorgsystemen niet voorstellen zonder wachtlijsten. We begonnen het normaal te vinden. Ook voor de instellingen waren wachtlijsten een geaccepteerd verschijnsel. De wachtlijstmiddelen, extra budget, waren alleen voor instellingen met een wachtlijst. Zonder wachtlijst geen extra geld. Wachtlijsten betekende voor instellingen de maatschappelijke legitimatie. Een instelling die geen wachtlijst had kon in de problemen komen. Dan werd getwijfeld aan de noodzaak van het bestaan van zo een instelling. Dit beeld is in heel korte tijd veranderd. De maatschappelijke acceptatie voor wachtlijsten verdween als sneeuw voor de zon. Geholpen door een rechterlijke uitspraak eisten burgers zorg op en namen geen genoegen meer met een plaats op de wachtlijst. Nu zijn er nagenoeg geen wachtlijsten meer in de zorg. Er is nu zelfs sprake van enige, structurele leegstand, vooral in de intramurale ouderenzorg. Dat vind ik een goede ontwikkeling. Instituten zijn geen geschikte plekken om permanent te wonen, zelfs niet voor dementerende ouderen. De samenleving gaat zich nu ook bemoeien met de inhoud van de zorg. Er komt steeds meer kritiek op de bestaande zorgverlening. Met name de Nederlandse verpleeghuizen zijn de laatste tijd erg negatief in het nieuws geweest. Voor het imago van de zorg geen goede ontwikkeling. Toch zie ik ook positieve aspecten aan deze ontwikkeling. Er komt structurele aandacht voor de kwaliteit van de zorg. Achmea wil dat de zorginstellingen die zij financiert voldoen aan de minimale criteria die zijn ontwikkeld voor het bronzen keurmerk van Perspekt. Dat betreft inmiddels meer dan vijfhonderd instellingen, dat lijkt mij een goed begin. Er wordt nu ook heel nadrukkelijk gedebatteerd over alternatieve vormen van zorg, met name voor dementerende ouderen. Niemand kan nu nog met goed fatsoen de gesloten afdeling psycho-geratrie in het verpleeghuis verdedigen als woonvoorziening voor dementerende ouderen. In ieder geval wordt in toenemende onderschreven dat opname in een instituut geen eigen keuze is van de betrokken oudere of zijn omgeving. Geïnspireerd door de vele Deense voorbeelden worden steeds meer kleinschalige woonvoorzieningen ontwikkeld voor dementerende ouderen, waar het normale leven weer norm wordt. Bestuurders en directeuren in de zorg worden door deze maatschappelijke ontwikkelingen gedwongen om zich bezig te houden met de binnenboel, de daadwerkelijke zorg. Daar moet je dan wel verstand van hebben. Het maakt wel degelijk iets uit, of je directeur bent van een papierfabriek of directeur bent van een zorginstelling. Je moet zelf kunnen beoordelen of de kwaliteit van de zorg in jouw ogen voldoende is. Voor mij betekent het dat ik in dat geval mijn eigen moeder aan de zorg van de instelling wil toevertrouwen. Zolang dat nog niet zo is, is er nog steeds veel werk te doen aan de binnenboel. Een mooie uitdaging ook voor bestuurders en directeuren in de zorg.