Medewerkers in de zorg klagen steen en been over de hoeveelheid administratie die gepaard gaat met de zorgverlening. In hun ogen is het allemaal zinloos, gebaseerd op wantrouwen en vooral aan de orde als er een bezoek van de inspectie wordt verwacht of is geweest. Als alles maar op papier is geregeld dan is het goed, is een veel gehoorde uitspraak. Dat de werkelijkheid een andere is dan op papier is een uitgemaakte zaak. Ik vind dat een vreemde redenering. Ook in de zorg is het een kenmerk van kwaliteit als je de (primaire) processen vooraf hebt beschreven en vastgelegd inclusief de doelen die je wilt bereiken. Een tweede belangrijk kenmerk is dat je ook vastlegt hoe het proces daadwerkelijk is verlopen en wat het resultaat is. Dan kan je de werkelijkheid vergelijken met het plan en de afwijkingen verklaren. Tot zover het model, de tijd dat iedereen maar wat deed en naar eigen goeddunken ligt toch wel ver achter ons, ook in de zorg. Dus ook medewerkers in de zorg zouden op zijn minst moeten weten dat enige vorm van vastlegging hoort bij het vak. Afhankelijk van het gekozen kwaliteitssysteem is deze administratie meer of minder uitgebreid en makkelijk of minder makkelijk te doen. Ook is een belangrijke voorwaarde dat de betrokken medewerkers weten waarom er wordt geregistreerd en geadministreerd, dat ze het systeem snappen. Daarnaast zijn er natuurlijk allerlei voorschriften en regels die niet voortvloeien uit een kwaliteitssysteem, maar door de organisatie zelf worden ‘bedacht’. Interne regels en voorschriften. Ik denk dat 80% van de regels waar medewerkers in de zorg zich aan ergeren wordt gemaakt door die instellingen zelf. Daar komt geen overheid of inspectie aan te pas.
“Als je niet meer weet waarom je iets doet moet je er onmiddellijk mee stoppen!”